Stay safe!

De parelamaniet (Amanita rubescens) is een mits gekookt goed eetbare paddenstoel die behoort tot de familie Amanitaceae. Rauw is de paddenstoel giftig door de hittelabiele maag-darm vergiften en het hemolysine. De paddenstoel wordt vaak aangetast door insecten.

 

De parelamaniet kan zeer gemakkelijk verwisseld worden met de giftige panteramaniet. Bij beschadiging verkleurt het weefsel van de parelamaniet rozerood tot roodachtig, terwijl dat van de panteramaniet niet verkleurt. Ook bij ouder worden verkleurt de parelamaniet naar deze kleur. In de volksmond wordt de parelamaniet dan ook "blozer" genoemd.

Ook kan de parelamaniet verwisseld worden met de giftige Amanita regalis en de eetbare Amanita spissa.

 

De 3-15 cm brede, gladde hoed van de paddenstoel is vleeskleurigbruin tot roodbruin en bedekt met witachtige tot felrode stippen afkomstig van het velum. De jonge hoed is bolrond en wordt later gewelfd tot vlak. De rand van de hoed heeft geen ribbels. De lamellen zijn wit en krijgen na beschadiging roodbruine vlekken. De 7-12 cm lange en 1-2 cm brede steel is wit met roodbruine vlekken of strepen. Het manchet is fijn geribbeld. De steel is onderaan uivormig verdikt. Het vlees heeft en witte kleur en een zwakke geur. De ovale sporen zijn wit en ongeveer 8 x 5 µm groot.

Vuilboom (Rhamnus) is een geslacht struiken of kleine bomen uit de wegedoornfamilie (Rhamnaceae). Wereldwijd er zijn ongeveer 150 soorten indien de soorten zonder doorns, zonder knopschubben, altijd verspreide bladstand en met vijftallige bloemen niet in een afzonderlijk geslacht Frangula worden geplaatst. De soorten variëren in hoogte van 1 tot 10 meter hoog (zelden 15 m). Het zwaartepunt ligt in Oost-Azië en Noord-Amerika, maar er zijn soorten aanwezig in alle gematigde en subtropische delen van het noordelijk halfrond, en plaatselijk op het zuidelijk halfrond in de subtropische delen van Afrika en Zuid-Amerika. Soorten kunnen zowel bladverliezend als groenblijvend zijn. De bladeren zijn enkelvoudig, 3 tot 15 centimeter lang, en staan verspreid of in tegenoverstaande paren. De plant draagt zwarte of rode besachtige steenvruchten. De Engelse naam (buckthorn) verwijst naar de houtachtige doorn aan het einde van elke tak in vele soorten.