Parelstuifzwam, Lycoperdon perlatum.
De Parelstuifzwam is de talrijkste vertegenwoordiger van zowel het geslacht Lycoperdon, de stuifzwammen, als van de hel familie Lycoperdaceae. Met uitzondering van bossen op een veenachtige bodem komt deze paddenstoel in alle bostypen voor en soms met honderden tegelijk op een paar vierkante meter.
De korte, kegelvormige stekels, die het bovengedeelte van het vruchtlichaam bedekken, breken makkelijk af. Ze laten dan veelhoekige littekens achter, die begrensd worden door kleine, stevig vastzittende wratten. De sneeuwwitte massa binnenin de bol bestaat uit een dicht vlechtwerk van draden, waarop de geelbruine sporen ontstaan.
Ten slotte wordt de buitenste wand van de Parelstuifzwam lichtbruin en papierdun. Bovenaan opent zich een porie, waardoor de sporen samen met het tot stof vervallen vlechtwerk van draden kunnen ontsnapppen. Dit lukt echter alleen wanneer een vallende regendruppel of een takje op het vruchtlichaam terechtkomt en het indeukt, of wanneer, bijvoorbeeld, een dier erop trapt.
Zolang de Parelstuizwam nog jong en zuiver wit is, is hij eetbaar. Bovisten (onder andere de geslachten Bovista en Scleroderma) lijken veel op stuifzwammen, maar hebben geen steel. Uit Reader's Digest: paddenstoelen.
De parelstuifzwam (Lycoperdon perlatum) is een witte stuifzwam. Wanneer deze buikzwam rijp is komen de sporen vrij uit een centrale opening aan de bovenkant van het vruchtlichaam.
De parelstuifzwam is 3-8 cm hoog en heeft de vorm van een omgekeerde peer. De witte kleur verandert geleidelijk aan naar bruin. De hoed en de bovenkant van de steel zijn met dicht opeenstaande wratten bezet (resten van het gescheurde velum), die gemakkelijk kunnen worden weggewreven. Het vlees is bij jonge exemplaren wit, later verkleurend van geel naar olijfbruin. Het vlees wordt omgevormd tot sporen die dan ook olijfbruin zijn.
Ruitjesbovist
Maak jouw eigen website met JouwWeb