De grote engelwortel (Angelica archangelica) is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De plant wordt ook wel aartsengelwortel genoemd. Het is een plant van natte, zeer voedselrijke grond aan waterkanten (onder meer bij het IJsselmeer), rivieroevers en in grienden. De grote engelwortel wordt ook gekweekt in tuinen.
Smalle weegbree (Plantago lanceolata) is een vaste plant. De grootte van de plant kan sterk verschillen, maar ze wordt maximaal 0,5 m hoog. De soort begint in West-Europa in de voorzomer te bloeien en er zijn tot in de herfst bloeiende exemplaren te vinden. De bladeren staan allemaal in een bladrozet.
De paardenbloem (Taraxacum officinale) is een soort uit de composietenfamilie (Asteraceae). In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en klein en staan ze dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Paardenbloemen zijn heel algemeen. In april kunnen ze hele weilanden geel kleuren. Dat neemt niet weg dat bepaalde micro-soorten en secties zeldzaam kunnen zijn.
De paardenbloem komt van oorsprong voor in Afrika, Azië en Europa en is door toedoen van de mens over veel andere plaatsen verspreid.
Braam is het plantengeslacht met de wetenschappelijke naam Rubus. Het is ook de naam van de vruchten van enkele belangrijke vertegenwoordigers van dit geslacht. Dit artikel behandelt beide begrippen.
Het robertskruid (Geranium robertianum), vroeger ook wel stinkende ooievaarsbek genoemd, is een tweehuizige plant uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae). Het is een een- of tweejarige, tot 50 cm hoge plant. De naam robertskruid zou of afgeleid zijn van de kleur rood of van Robert van Molesme die in de elfde eeuw dit kruid als geneesmiddel aanbeval
Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris subsp. vulgaris, synoniem: Senecio jacobaea) is een wilde, in de regel tweejarige plant met gele bloempjes uit het geslacht Jacobaea (Jacobskruid).
De grote lisdodde (Typha latifolia) is een plant uit de lisdoddefamilie (Typhaceae). Het is een tot ruim 2 m hoge plant van voedselrijke oevers met lange grote bladeren, en een karakteristieke bruine 'sigaar' aan het uiteinde van zijn stengels. De plant bloeit in juni en juli met de mannelijke aar meestal direct boven de vrouwelijke lichtbruine aar, waaraan de bloemen zitten. Bij rijpheid zijn de vrouwelijke aren zwartachtig bruin; de sigaren. Bij de kleine lisdodde (Typha angustifolia) zijn de rijpe sigaren geelachtig tot groenachtig van kleur.
De lisdodde staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen.
De (gewone) brem (Cytisus scoparius, synoniem: Sarothamnus scoparius) is een struik uit de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). De soort lijkt op de aanzienlijk zeldzamere gaspeldoorn, maar heeft geen doorns. De struik kan een hoogte van 2 m bereiken. De takken en twijgen zijn vijfkantig en niet behaard. Wanneer insecten de bloem bezoeken, wordt het stuifmeel op hen afgeschoten. Brem komt zeer algemeen voor, vooral op zandgrond, heidevelden, in duinen en langs spoordijken.
Het madeliefje (Bellis perennis) is een kleine vaste plant uit de composietenfamilie (Asteraceae) die tot 15 cm hoog wordt. De naam Bellis perennis betekent eeuwige schoonheid of 'alle jaren mooi'. Bellis is afgeleid uit het Latijn en betekent mooi, perennis betekent "overjarig" (vaste plant). De Nederlandse naam Madeliefje is mogelijk afkomstig van maagde-lief, omdat het bloempje vroeger in verband werd gebracht met de heilige maagd Maria.
De egelantier (Rosa rubiginosa) is een van nature in de Benelux voorkomende roos. De soort komt van nature voor in Europa, de Kaukasus en Noordwest-Afrika en is van daaruit verder verspreid naar Australië, Nieuw-Zeeland, Noord- en Zuid-Amerika en mogelijk ook naar Zuid-Afrika. De egelantier staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen.
Akkerandoorn (Stachys arvensis) is een eenjarige plant uit de lipbloemenfamilie (Labiatae oftewel Lamiaceae). De plant komt van nature voor in West-Europa, West-Azië en Noordwest-Afrika en staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en zeer sterk afgenomen.
Teunisbloem (Oenothera) is een geslacht van zo'n 125 soorten eenjarige, tweejarige en vaste planten uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae). De soorten komen van nature voor in Zuid- en Noord-Amerika, maar zijn ondertussen ingeburgerd in vele landen.
Havikskruid (Hieracium) is een geslacht uit de composietenfamilie (Asteraceae). Er zijn bijzonder veel soorten (zie onderstaande lijst) die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. De planten groeien voornamelijk op beschutte plekken, zoals in bossen. Nu volgt een beschrijving van de kenmerken van het ondergeslachtHieracium.
Hortensia is een veel gebruikte naam voor het plantengeslacht Hydrangea uit de familie van de Hydrangeaceae. Het gaat vooral om wintergroene en bladverliezende struiken en klimstruiken en een enkele boom. Bij elkaar gaat het om bijna 100 soorten die groeien in Amerika en in China en Japan.
Brandnetel, Urtica, is een plantengeslacht, waarvan in Nederland en België de grote brandnetel, Urtica dioica en de kleine brandnetel, Urtica urens, voorkomen. Het geslacht kent tussen de 30 en 45 soorten, waarvan er 4 in Midden-Europa voorkomen. Via import wordt nu regelmatig de Zuidelijke brandnetel (Urtica membranacea) gevonden
Het (knikkend) wilgenroosje (Chamerion angustifolium (L.) Holub, synoniem: Chamaenerion angustifolium (L.) Scop., basioniem: Epilobium angustifolium L.) is een overblijvende, kruidachtige plant uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae). De Nederlandse naam wilgenroosje is afgeleid van de gelijkenis van de bladerenmet die van wilgen. De soortaanduiding angustifolium betekent smalbladig.
Magnolia (Nederlandstalige naam beverboom) is de naam van het typegeslacht van de Magnoliafamilie (Magnoliaceae). Het geslacht is in West-Europa niet inheems en is hier het bekendst vanwege de rijk bloeiende soorten en kruisingen die in veel tuinen en parken zijn aangeplant.
De watermunt (Mentha aquatica) is een vaste plant uit de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De soort komt voor in Europa, Noord-Amerika, Azië, Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. De plant groeit vooral langs en in het water en in natte weilanden en bloeit van juni tot eind oktober.
De Amerikaanse vogelkers of bospest (Prunus serotina) is een plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). De soort is in Nederland en België geïntroduceerd en vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw als vulhout in de bossen aangeplant.
De zwanenbloem (Butomus umbellatus) is een moerasplant met roze bloemen in de Zwanenbloemfamilie. Het is de enige soort in deze familie. De bloem heet zwanenbloem omdat de stampers een vorm hebben die sterk lijkt op sierlijke zwaantjes. De zes stampers hebben aan de voet nectarklieren.
Haagwinde (Convolvulus sepium, synoniem: Calystegia sepium) is een vaste plant die behoort tot de windefamilie (Convolvulaceae). In Nederland wordt de haagwinde ook wel pispotje genoemd naar de vorm van de bloem. Een andere naam is lievevrouweglazeke.
Haagwinde vergezeld door bramen.
???
Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare, synoniem: Chrysanthemum vulgare) lijkt op jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris subsp. vulgaris), maar heeft in tegenstelling tot deze plant geen gele stralenkrans van straalbloempjes. In het grootste deel van Europa en het noordelijke deel van Azië komt boerenwormkruid van nature voor.
De witte waterlelie (Nymphaea alba) is een algemeen voorkomende waterplant met drijvende bladeren. De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak stromend water met een diepte van maximaal 1,5 m. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed bestand.
Perzikkruid (Persicaria maculosa, synoniem: Polygonum persicaria) is een algemeen voorkomende, eenjarige plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae).
Maak jouw eigen website met JouwWeb